Land in de marge van Europa - Voorwoord
De transitie voorbij
‘De transitie is afgesloten’, stelde de nieuw aangetreden Roemeense premier Cãlin Popescu-Tãriceanu op 28 december 2004 in de regeringsverklaring die hij in het parlement aflegde. Ondanks de stelligheid waarmee de premier deze mening verkondigde, gingen er dadelijk stemmen op die er vraagtekens bij zetten en aanvoerden dat het moeilijk staande te houden viel dat de politieke, economische, juridische en bestuurlijke transformatie van Roemenië van een communistische staat naar een democratische vrijemarkteconomie klaar was. De privatisering was immers nog altijd niet honderd procent afgerond, de hervorming van de rechtspraak en het openbaar bestuur was nog verre van voltooid en – het allerbelangrijkste – het toetredingsproces tot de Europese Unie was nog geen gelopen race, maar ging zijn laatste, cruciale fase in. Misschien had hij zich te veel door zijn enthousiasme laten leiden, gaf de premier naderhand zelf ook toe, maar dat neemt niet weg dat er redenen zijn om te geloven dat Roemenië aan het einde is gekomen van zijn lange weg naar volledige ‘Euro-Atlantische integratie’. Op het moment dat in Roemenië op 28 november 2004 de parlementsverkiezingen werden gehouden, was het land al lid met volledige rechten van de NAVO en was de toetreding tot de EU een zekerheid, al was de toetredingsdatum van 1 januari 2007 of 1 januari 2008 door de Europese Commissie afhankelijk gesteld van de prestatie van de nieuwe regering op het gebied van de corruptiebestrijding en de hervorming van het bestuurlijk apparaat en de rechtspraak. In de 15 jaar die zijn verstreken sinds de kerstrevolutie van 1989 het communistische bewind ten valt bracht, is Roemenië fundamenteel veranderd. Dictatuur is vervangen door democratie, planeconomie door vrijemarkteconomie, ingekeerdheid door openheid. De transformatie van Roemenië van internationale paria tijdens de nadagen van het Ceausescu-regime tot gewaardeerd medespeler op het wereldtoneel is echter niet altijd soepel verlopen. Op het electorale vlak waren er eigenlijk weinig uitglijders. De verkiezingen zijn, behoudens kleine ongerechtigheden, open en eerlijk geweest, er hebben geen tussentijdse regeringscrises plaatsgevonden die een vervroegde gang naar de stembus nodig maakten en zowel in 1996 als in 2000 en 2004 droeg een zittende regering – knarsetandend maar loyaal – de macht over aan de zegevierende oppositie. Op andere vlakken heeft Roemenië het echter veel minder goed gedaan. De civiele maatschappij ontwikkelde zich moeizaam, op het gebied van de rechtspraak heeft Roemenië een kwalijke reputatie opgebouwd door regelmatig terugkerende omkoopschandalen, en rondom alle regeringen, maar met name die van PDSR/PSD, hing een reuk van corruptie. Ook de herhaalde gewelddadigheden die ontevreden mijnwerkers pleegden in Boekarest en elders in het land – die bekend zouden worden als de mineriade – hebben het internationale imago van Roemenië grote schade berokkend. Een groot compliment verdient Roemenië voor de manier waarop de betrekkingen tussen de etnisch Roemeense meerderheid en de etnisch Hongaarse minderheid zich hebben ontwikkeld. Na de rellen van maart 1990 in Târgu Mures bestond de dreiging dat zich in Roemenië een situatie als in Joegoslavië zou ontwikkelen, waarbij verschillende bevolkingsgroepen elkaar gewapenderhand naar het leven zouden staan. Gelukkig is zoiets niets bewaarheid. Integendeel. De betrekkingen tussen de buurlanden Roemenië en Hongarije zijn zonder meer voortreffelijk – al is er weleens onenigheid. De goede verstandhouding tussen Roemenen en Hongaren binnen het land blijkt duidelijk uit de aanwezigheid van UDMR, de partij van de etnische Hongaren, in alle regeringen sinds 1996 – al is er weleens opwinding door vurige uitlatingen van nationalisten van Roemeense of Hongaarse zijde. Veel minder goed heeft Roemenië het gedaan met betrekking tot de andere grote minderheid, de Roma, die sinds de val van het communisme in een nog meer precaire sociale situatie zijn beland. De – betrekkelijk laat opgestelde – strategie ter verbetering van de omstandigheden en perspectieven van deze bevolkingsgroep heeft voorlopig nog geen meetbare uitwerking gehad.
Terugblik
Zo kan gesteld worden dat, zelfs nu Roemenië aan het einde van de transitie is gekomen, het land nog een omvangrijke taak op economisch, sociaal, bestuurlijk en juridisch vlak heeft, want de enorme klus die het land te wachten stond in december 1989, is zeker nog niet afgerond.
Dit boek biedt een terugblik op wat er in de afgelopen 15 jaar in Roemenië is gebeurd – en vooral op hoe schrijver dezes dit allemaal heeft beleefd. Mijn betrokkenheid bij Roemenië stamt uit 1974, maar ik ben geboeid geweest door het nieuwe Roemenië vanaf het moment dat berichten over de volksopstand in Timisoara naar buiten doorsijpelden. Ik ben zo fortuinlijk geweest dat ik de revolutie heb kunnen beleven in de televisiestudio van het NOS-Journaal, waar een directe satellietverbinding met de Vrije Roemeense Televisie tot stand was gebracht. Daar heb ik de kerstdagen van 1989 doorgebracht en zo was ik de eerste die in Nederland hoorde van de executie van de Ceausescu’s op 25 december, een bericht dat met kunstgrepen en een beetje paniek nog kon worden meegenomen in het journaal van acht uur. In de periode na de omwenteling ben ik jaarlijks, meestal meermalen per jaar naar Roemenië gereisd, particulier of uit hoofde van mijn werkzaamheden als tolk. Van veel van die reizen heb ik verslag gedaan, gewoonlijk een mengeling van persoonlijke belevenissen en politieke achtergrond. De politieke situatie nam vooral in de eerste jaren een prominente plaats in, maar verdween in de loop van de tijd iets meer naar de achtergrond, toen het democratische spel in Roemenië zijn vroege fascinatie voor mij wat was kwijtgeraakt. Daarom is het wellicht zinvol om de hoofdlijnen van de politieke ontwikkelingen in Roemenië sinds de omwenteling hier even de revu te laten passeren.
Politiek
Politiek was – of leek – zo belangrijk in de eerste jaren na de val van het communisme, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de Roemeense democratie. De personen die zichzelf tijdens de revolutie op de voorgrond wisten te dringen, waren zeker niet van onbesproken democratisch gehalte. Dit geldt met name voor Ion Iliescu. Hoewel hij in mei 1990 met gemak de presidentsverkiezingen won en ook zijn partij de steun van de meerderheid van de bevolking genoot, verdacht een aanzienlijk deel van de bevolking, vooral de intelligentsia, hem ervan in zijn hart een verstokte communist te zijn gebleven. Het is mogelijk dat Iliescu en de zijnen aanvankelijk voornemens waren geweest om het communisme te redden in Roemenië door het een menselijk gezicht te geven en met een democratisch sausje te overgieten. Al gauw was echter duidelijk dat dit kansloos was, omdat de revolutie van 1989 niet alleen een opstand tegen het ceauisme was geweest, maar tegen de hele communistische ideologie.
Het was juist vanwege de angst dat de macht in Roemenië zou worden overgenomen door pseudo- of cryptocommunisten, dat een groep burgers van Timisoara op 11 maart 1990 de ‘Proclamatie van Timisoara’ lanceerde. Hierin werd een aantal eisen en verlangens voor de democratische ontwikkeling van Roemenië geformuleerd. Een beroemd onderdeel hiervan was punt 8, waarin werd gesteld dat voormalige functionarissen van de communistische partij en het communistische bestuurlijke apparaat uitgesloten moesten worden van het posttotalitaire politieke leven. Deze eis werd vanzelfsprekend afgewezen – en zelf geridiculiseerd – door de voorlopige machthebbers, Iliescu voorop. In reactie daarop demonstreerde de oppositie, waaronder veel studenten, in het voorjaar van 1990 53 dagen lang op Piata Universitatii in Boekarest. De plek was niet toevallig gekozen, want dit was ook de plaats waar de revolutionairen in de nacht van 21 op 22 december stand hadden gehouden tegen de ordetroepen, totdat er in de vroege ochtend met pantserwagens op hen werd ingereden. De betoging werd uiteindelijk op 13 mei 1990 door de oproerpolitie opgebroken, waarna ernstige onlusten ontstonden die werden beslecht door de komst van mijnwerkers naar de hoofdstad, hiertoe opgeroepen door Iliescu. De mijnwerkers hielden twee dagen huis in Boekarest, met ondersteuning van de politie, waarmee Roemenië in één klap een groot deel van de sympathie kwijtraakte die het land ten tijde van de revolutie in het buitenland had verworven. Het communistische dogma houdt een streven naar een eenpartijstelsel in, staatseigendom van alle productiemiddelen en controle door de centrale overheid over alle aspecten van het maatschappelijk leven. In die zin waren Iliescu en de zijnen geen communisten, want daar hebben ze niet voor geijverd, maar ze zijn er in de loop van de jaren wel met enig recht van beticht communistische reflexen te bezitten. Te aarzelend werden de principes van de vrijemarkteconomie ingevoerd in Roemenië, te angstig werd gereageerd op de ontwikkeling van de civiele maatschappij, te terughoudend was de overheid ten aanzien van de persvrijheid. Te coulant waren de Roemeense machthebbers ook ten aanzien van de bonzen uit de tijd van het communistische regime.
Daarom was voor velen het moment dat de oppositie, verenigd in CDR, in 1996 aan de macht kwam en Emil Constantinescu president werd, de vervolmaking van de revolutie, die – zoals regelmatig viel te horen – door Iliescu en zijn partij, het FSN, was ‘gestolen’. Zowel de CDR-regering als het presidentschap van Constantinescu mondden uit in een grote teleurstelling. De coalitieregering ruziede over van alles en nog wat, maar kwam niet toe aan het uitstippelen van een economisch beleid. Constantinescu, een eerlijke en goedwillende man, bleek verstoken te zijn van politiek instinct, waardoor hij volkomen machteloos leek. De algemene indruk was van inefficiëntie, gebrek aan daadkracht en dilettantisme. De afkeer van de bevolking voor CDR was zo groot dat PNTCD, de grootste partij binnen CDR, bij de verkiezingen van 2000 niet eens de kiesdrempel haalde, een klap waarvan de partij zich nog niet heeft hersteld. Nog beschamender was dat bij de gelijktijdige presidentsverkiezingen geen van de kandidaten die vereenzelvigd konden worden met CDR de tweede ronde haalde, zodat deze ging tussen de politieke terriër Ion Iliescu en de nationalistische extremist Corneliu Vadim Tudor. Na zijn afgetekende zege tegenover Vadim Tudor kon Iliescu beginnen aan zijn derde termijn als president, al stond deze officieel in de boeken als zijn tweede termijn, omdat de eerste (1990-1992) vóór de aanname van de grondwet was en dus niet meetelde... De PSD-regering die in de periode 2000-2004 het land bestuurde was daadkrachtig en in veel opzichten succesvol. Roemenië trad toe tot de NAVO, de toetredingsonderhandelingen met de EU werden afgerond en het land kende een gezonde economische groei. De beschuldigingen van corruptie en machtsmisbruik zijn de partij bij de verkiezingen van 2004 niettemin fataal geworden – al moet ook gezegd worden dat het in Midden- en Oost-Europa bijna vaste prik is dat de zittende regering door een altijd morrende en ongeduldige bevolking wordt weggestemd. Ook in dit opzicht is Roemenië een gewoon land geworden.
Totaalbeeld
De artikelen die ik in dit boek heb verzameld, geven bij elkaar een persoonlijk beeld van de Roemeense transitie. Ze zijn allemaal duidelijk een product van de tijd waarin ze zijn geschreven. Om die reden heb ik, zowel in de inhoudsopgave als aan het begin van elk artikel, aangegeven uit welk jaar ze stammen. Dit geldt niet voor het eerste artikel, over de revolutie, dat ik had geschreven ter gelegenheid van de tiende verjaardag daarvan en waarvan het laatste deel is aangepast aan de meest recente ontwikkelingen in Roemenië. Een uitzondering vormen de acht artikelen die ik ‘Mijn Roemenië’ heb genoemd en die verschillende losse aspecten van mijn Roemenië-ervaringen weerspiegelen. Omdat deze aspecten – waarvan sommige prerevolutionair – wellicht het totaalbeeld verrijken, heb ik besloten ze ook op te nemen. In de eerste jaren na de revolutie vonden mijn artikelen meestal hun weg naar het inmiddels opgeheven blad Oost-Europa Verkenningen, dat altijd openstond voor mijn bijdragen. Nadat Sorin Alexandrescu en ondergetekende in 1995 het Roemenië Bulletin hadden opgericht, werd dit logischerwijs het forum van mijn voorkeur. Dat bleef uiteraard zo toen in 2000 André Kom de plaats van Sorin binnen de redactie van het Roemenië Bulletin had overgenomen. Veel van de verwachtingen die ik in mijn artikelen uitsprak, zijn niet uitgekomen en de situatie was, zelfs voor degenen die zich erin probeerden te verdiepen, niet altijd overzichtelijk. Belangrijke spelers zijn uit beeld verdwenen, partijen zijn opgericht, gefuseerd, weggestemd, opgeheven. Ten behoeve van de duidelijkheid heb ik daarom een korte chronologie van de afgelopen 15 jaar, een ‘Wie is wie’ en een ‘Wat is wat’ toegevoegd.
In de titel van dit boek plaats ik Roemenië in de marge van Europa, omdat de verzamelde artikelen de periode behandelen dat Roemenië er niet helemaal bij hoorde. Ik zal de eerste zijn die zich zal verheugen wanneer die plaatsbepaling volledig achterhaald is. Er is mij in de loop van de jaren regelmatig verweten dat ik Roemenië te veel bekeek en bekijk door een roze bril en onvoldoende oog heb voor de misstanden en onvolkomenheden van het land. Het is nooit mijn bedoeling geweest de ogen te sluiten voor de negatieve aspecten van de transitie, maar ik heb vaak het gevoel gehad dat er in de westerse media in het geval van Roemenië, meer dan bij andere landen, met name aandacht was voor problemen en zelden of nooit voor de positieve kanten van het land. Hoewel daar in de afgelopen tijd wel wat verandering in is gekomen, is het algemene imago van het land nog altijd niet gunstig en ik ben ervan overtuigd dat dit onterecht is en voor het grootste deel stoelt op onwetendheid. Roemenië heeft nog een lange weg te gaan, maar de richting die het land na 1989 is ingeslagen is altijd duidelijk geweest. In die zin – en met de toetreding tot de EU aan de horizon – geloof ik dat mijn optimisme gerechtvaardigd is geweest. En natuurlijk kan en wil ik niet om het feit heen dat hoewel mijn liefde voor Roemenië niet altijd zonder doorns is geweest, alles wat ik met het land heb beleefd een verrijking is geweest van mijn bestaan.
Jan Willem Bos